Wat kan Earth Valley daaraan bijdragen?
Anton van der Sanden: ‘Dit ecosysteem kan een versneller zijn door er met elkaar nog steviger op in te zetten. In deze regio is heel veel kennis aanwezig over ruimtelijke ontwikkeling, mobiliteit, energietransitie en de geo-data die nodig is om tot oplossingen te komen. We zijn hier in Amersfoort, dit is het kadastraal middelpunt van Nederland, de plek waar geo-data letterlijk begonnen is. Met al die kennis en data die we hier hebben, al die bedrijven en kennisinstituten die hier gevestigd zijn, neem ook grote mobiliteitsspelers als NS en Prorail, kunnen we samen een sterke propositie vormgeven. Daarnaast is de ondergrond in en rond Utrecht heel divers. De woonopgave, verkeersdrukte, hittestress, water in de stad: al die invalshoeken komen hier samen. Je zou hier een voorbeeld van een gezonde regio kunnen creëren, waar mensen over de hele wereld naar komen kijken.’
Robert Strijk: ‘Het mooie is: die kennis zit dus bij bedrijven – je praat met een van de meest toonaangevende – maar die zit ook bij de Universiteit Utrecht, bij TNO, KNMI. Er zit hier een bundeling van fundamenteel wetenschappelijke kennis, innovatiekracht en ondernemerschap waar veel regio’s jaloers op zijn.’
Erik Oostwegel: ‘Waarom we dit allemaal doen: uiteindelijk willen we hier plezierig blijven leven, met welzijn en welvaart voor iedereen. Tel daar de verouderende bevolking bij op en we hebben andere doelstellingen dan in het verleden. Mensen hebben de mond vol over duurzaamheid, maar of ze echt minder gaan vliegen is zeer de vraag. Het is een slechte opdracht om mensen terug te laten gaan naar minder welvaart. Ik geloof erin – dit is een duurzaamheidsfilosofie van wetenschapper Michael Braungart – dat het niet gaat om minder dingen slecht te doen, maar meer dingen goed te doen. En dat kan als we de technologische vooruitgang goed gebruiken en van tevoren langer nadenken.
Dan zijn er dus meer stakeholders en brains nodig, maar dat verdien je daarna terug, want je hoeft dan niet in te boeten op de levensstandaard. Natuurlijk is er daarbij ook concurrentie tussen bedrijven onderling. Dat is prima, als we met elkaar het besef hebben en een geaccepteerde methodologie ontwikkelen om zo tot een hogere eindkwaliteit te komen. Zo kunnen we elkaar als partijen in de waardeketen successievelijk volgen, maar dan gaat het ook overdwars werken. Inderdaad, dan kun je dus méér goed doen.’